- zuinig
- {{zuinig}}{{/term}}1 [spaarzaam] economical ⇒ frugal, thrifty, 〈karig〉 sparing2 [voordelig] economical ⇒ 〈vaak in samenstellingen〉 efficient3 [teleurgesteld] glum ⇒ put out♦voorbeelden:1 zuinig (moeten) zijn/leven • (need to) economize; 〈leven〉 live frugallyzuinig met zijn woorden zijn • be sparing with one's wordszuinig met iets omgaan/zijn • make something last/go a long wayzuinig op iets zijn • be careful about somethingzuinig op zichzelf zijn • go easy on oneself2 een motor zuinig afstellen • tune (up) an engine efficientlyzuinig in het gebruik • economical3 een zuinig gezicht zetten • look glum¶ hij kreeg op zijn falie en niet zo zuinig ook • he didn't half get clobbered
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.